Wereldwijd

Afgelopen woensdag was ik bij een fenomenale productie van Alban Berg's opera Wozzeck in the Met, met Yannick Nézet-Séguin op de bok, en de onheilszwangere beeldprojecties van de Zuid-Afrikaanse regisseur William Kentridge in het decor, die mooi aansloten op de subtiel schuivende klankkleuren in het orkest. Wat een prachtige muziek - ik vergeet dat vaak.

Daar kwam ik twee collega's tegen, van andere ivy-league universiteiten dan degene waar ik de afgelopen dagen ben onthaald. We waren verrast elkaar te zien, maar toch ook weer niet heel erg, want we zijn de usual suspects bij zo'n voorstelling. Ze hadden een uur of 4 gereden om de productie te zien en reden dezelfde avond net zo makkelijk weer terug naar Cambridge MA en DC. 

Het weekend dat ik na mijn lezing en PhD-oppositie had vrijgehouden besteedde ik samen met een maatje van me uit mijn Oxford days. Hij is gasthoogleraar aan Columbia - in een volkomen ander musicologisch vakgebied - en we spraken af voor koffie om 11 uur 'sochtends.

Een voormalig student van me zag via Facebook dat ik in town was, en vroeg me of ik zin had om samen met haar familie Chinees nieuwjaar te komen vieren in Chinatown waar ze opgegroeid is. Dat wist ik helemaal niet. Met haar grootmoeder spreekt ze nog gewoon Kantonees.

Het plensde van de regen, maar mijn Oxfordmaatje en ik vinden dat we daar tegen moeten kunnen, dus we togen naar Chinatown en troffen de laatste verregende resten van een leeuwendansprocessie - iedereen op straat, iedereen vrolijk. Coronavirussen hopelijk opgelost in het knalvuurwerk.





Het was ontzettend gezellig. Dus we besloten de feestelijkheid voort te zetten met een bezoek aan de lokale bierbrouwerij Finback in Queens, waar ook een grote Chinese gemeenschap woont.

De hele familie van de oud-student van mij was er, met kinderen en aanhang en haar vriendje en diens broer ook, dus dat werd een vrolijke boel. En ze brouwen daar fantastische IPA's. Die zien eruit als vla, maar ze smaken echt als supergoede, fruitige, volle, hoppige biertjes.


Dus daar zaten we 12 uur na de koffie-afspraak nog, pratend over de voor- en nadelen van een academische loopbaan, die voor mij en mijn Oxfordmaatje zo goed is uitgepakt, en waar mijn oud-student aan wil beginnen.

Ik realiseerde me hoeveel er veranderd is in de 20 jaar dat ik gesettled ben geraakt. Toen ik naar Oxford ging, deed niemand in Nederland dat nog en er kwamen geen buitenlandse studenten naar Nederland, want al het onderwijs was in het Nederlands.

Van het netwerk dat ik daar heb opgebouwd, en de training in het uitwisselen van ideeën en kritiek heb ik nog steeds profijt, ook al voelde ik me er de laatste keer dat ik er was - in 2017 - niet echt meer thuis. Daarvoor heb ik nu teveel Zuid-Afrika onder mijn huid zitten.

Maar de buit is binnen: ik ben een gearriveerd lid van een wereldwijde gemeenschap die een instrumentarium van wetenschappelijke methodes hanteert die wereldwijd geldigheid hebben: waar ik ook kom kom ik peers tegen met wie ik kan levelen (is dat in het Nederlands te zeggen?). In een concertzaal, op een campus, in een Chinese nieuwjaarsprocessie, in een lokale bierbrouwerij, ...

Dat first-movers-advantage hebben afgestudeerden van nu niet meer: iedereen gaat naar het buitenland, dus je moet iets anders verzinnen om je te onderscheiden.

Dus toen realiseerde ik me ook weer wat een enorm geluk ik heb gehad en hoe bevoorrecht ik nu ben: ingevlogen en voorgesteld aan een ivy-league-universiteit als een VIP-professor, gepamperd met een viersterrenhotel in Manhattan, een honorarium, etentjes, goede gesprekken, en volledig voor mij gearrangeerde taxi-ritten van en naar de luchthaven.

En ik merkte ook hoe ik mijn oud-student die opluchting en dat vertrouwen dat het allemaal goedgekomen is wilde meegeven, al kan ik haar niets garanderen...

En dat geeft ook het spanningsveld aan: het zijn een stelletje ouwe hippies daar in het Ethnomusicological Center van Columbia University. Onconventionele lui, met expres loshangende overhemden en baseballpetjes op hun professorenhoofd. Bij mijn praatje kwam onmiddellijk het bier op tafel en de sfeer was totaal informeel zonder dat dat iets afdeed aan de inhoudelijke scherpte van het debat. Ik voelde me er meteen op mijn gemak.

We delibereren maar door over hoe we op een minder invasieve en uitbuitende manier onderzoekend kunnen zijn ten opzichte van de mensen, dieren, praktijken, ideeën, geloven, geluiden, rivieren en plekken om ons heen. Maar de Columbia-hippies zijn zo poepierijk dat ze mij als een vorst kunnen ontvangen voor iets wat ook via skype zou kunnen (met bijbehorende carbo-footprint), en ik merk dat dat wat met me doet.

Ik ga nog niet naast mijn schoenen lopen, maar ik moet wel een beetje oppassen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Beeld en geluid

Ervaringsdeskundige

Nieuw gevoel